Wooncoöperaties breken vooral door in ontoegankelijke woonmarkten
Woonrecepten op maat van gezinnen in Vlaanderen
Wooncoöperaties in Zürich. Gelijktijdig met het lanceren van de betonstop - nu de bouwshift - hebben opiniemakers die woonvorm onder de aandacht gebracht. Hoewel de Vlaamse woonmarkt gebaat is bij innovatieve woonconcepten en die opduiken met de regelmaat van de klok, lijkt een wooncoöperatie als standaardformule moeilijker te rijmen met de noden en verwachtingen van gezinnen in Vlaanderen, die over het algemeen atypisch zijn in Europa. De bewoners van Zürich nemen hun toevlucht tot coöperaties vanwege de peperdure woonmarkt met ook zeer hoge huurprijzen. In Vlaanderen is die een stuk toegankelijker waardoor meer dan 70 % van de gezinnen een eigen huis heeft. Ook heerst er onder gezinnen in Vlaanderen heel wat eensgezindheid over hun gewenste woonsituatie.
Wil je een ongemeubeld appartement In Zürich van 120 m², dan betaal je gemiddeld 2800 euro. Dat staat te lezen op een website voor expats. De vraag overvleugelt er immers het beperktere aanbod en de dure woonmarkt drijft er gezinnen naar de huurmarkt waardoor concurrentie hoog oploopt. Een kijkje op een aantal Zwitserse immowebsites, geeft aan dat dit allesbehalve overdreven is. In die (stedelijke) omgeving blijken wooncoöperaties met de nodige overheidssteun - zoals renteloze leningen - te floreren. In Vlaanderen is de huurmarkt een stuk kleiner en ook is die overwegend in handen van particuliere eigenaars. Het gaat vooral om gezinnen die flat(s) of een extra woning verhuren. Bovendien blijkt huren over het algemeen een opstapje te zijn richting het verwerven van een eigen woning.
Die Zwitserse wooncoöperaties bestaan trouwens in allerhande vormen, waarbij de recentere - uit overwegend budgettaire motieven - veel gedeelde ruimtes voor de bewoners inhouden. Uit de laatste woonsurvey van de Vlaamse overheid blijkt evenwel dat het merendeel van de Vlamingen nog lang niet toe is aan het delen van leefruimte. Cohousing is voorlopig weggelegd voor eerder een beperkt publiek van onder meer alleenstaanden en gezinnen die minder budget voor wonen voorzien.
De atypische Vlaming en zijn woonwensen
De Vlaming is atypisch in Europa. Slechts een beperkt percentage van de gezinnen woont in stedelijke centra. De meerderheid is te vinden aan de randen van die centra en in buitengebied. Hoewel planologen stedelijke centra als efficiënter beschouwen en bijgevolg aangepaste woonrecepten naar voren schuiven, zoeken gezinnen in onze regio hun heil veelal elders. Het gebrek aan groene ruimte, tuin of terras, privacy, veiligheidsgevoel, gezonde lucht enz. lijken aan de basis te liggen. Uit de laatste woonsurvey van de Vlaamse overheid blijkt dan ook dat gezinnen een halfopen of open bebouwing op het platteland of in de rand van een stad willen.
Werk maken van verdichting op mensenmaat
Heel wat studies geven hen trouwens geen ongelijk. Hoewel steden heel wat voordelen bieden voor consumptie, talloze sociale mogelijkheden, cultuur en diversiteit enz.; blijkt er ook een andere kant aan de medaille te zijn. In zijn boek 'Gigantisme' haalt Geert Noels een resem internationale studies ter zake aan :
- Hoger risico op ernstige mentale aandoeningen in steden (Gruebner, 2017)
- beduidend meer schizofreniegevallen en depressies in steden (Sundquist, 2004 - Abbott, 2012)
- grootbrengen van jonge kinderen in flats maakt hen sedentair (Randolph, 2006)
- meer obesitas bij kinderen in centra in flatgebouwen (Evans, 2002)
- andere gezondheidsproblemen zijn bijziendheid, verminderd gehoor, longproblemen enz.
Terwijl mensen in landelijke gebieden in laagbouwwoningen, meer sociale interactie hebben en gelukkiger blijken te zijn dan mannen en vrouwen die in steden in hoogbouw wonen (Recsei, 2005).
Deze bevindingen geven aan dat verdichting omzichtig en op mensenmaat dient te worden aangepakt om de nodige kwaliteit te kunnen bieden. Zeker in de centra in Vlaanderen die vaak worden gekenmerkt door ruimtelijke verrommeling. Daarom heeft de Vlaamse Confederatie Bouw al meermaals aangeduid dat de ruimtelijke plannen de noden van de stedelijke centra en kernen als prioritair dienen naar voren te schuiven. Waar moeten we verdichten? Welke kernen of wijken bieden het grootste potentieel? Hoe worden deze projecten vlot, kwalitatief en betaalbaar gerealiseerd? Hoe sluit verdichting aan bij de woonwensen van de Vlaming? Welke uitdagingen kennen verdichtingsprojecten vandaag en hoe kunnen we dit proces vereenvoudigen? Wat zijn de extra kosten rond groenvoorziening, riolering en waterbeheersing, en bijkomende mobiliteitsinfrastructuur? Dergelijke uitdagingen beantwoorden met doortastend beleid en ambitieuze investeringstrajecten voor stedelijke centra en kernen, zal de bouwshift in een stroomversnelling brengen.
Ten slotte, indien we de Vlaming, vooral de jonge gezinnen, in de stad willen krijgen en er houden dan is er vooral een stadsvernieuwingsaanpak 2.0 nodig. Met plannen voor stedelijke landschappen die kwaliteitsvolle verdichting, vergroening en betaalbaarheid combineren. Een woonvorm als standaard naar voren schuiven die elders uit noodzaak is ontstaan omdat zelfs voor gezinnen met zeer hoge inkomens een eigen woning onbetaalbaar is geworden, lijkt de ruimtelijke plannen van de Vlaamse overheid niet in een stroomversnelling te gaan brengen.