Elektrische wagens reduceren drastisch residentiële voetafdruk
BRV dringend afstemmen op recente energievisie en mobiliteit
Onlangs heeft de Vlaamse regering haar energievisie richting 2050 goedgekeurd. Een van de speerpunten is de verplichting om tegen 2030 de verkoop van personenwagens met een verbrandingsmotor te halveren en vanaf 2035 enkel nog nieuwe auto's op elektriciteit of waterstof toe te laten. Die doelstelling kan een ware omwenteling inhouden voor het gebouwenpatrimonium in Vlaanderen en de rol die gebouwen in de toekomst zullen vervullen. De Vlaamse Confederatie Bouw roept daarom al langer op om te verwachten technologische innovaties, niet het minst rond mobiliteit, in te bouwen in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het voorzien van hernieuwbare energietechnieken zoals PV-panelen is in die optiek niet alleen cruciaal voor de ecologische voetafdruk van een woning, maar ook voor het ecovriendelijke karakter van het transport van de bewoners.
Een nieuw bouwproject moet nu reeds voldoen aan vereisten op het vlak van de opwekking van hernieuwbare energie, maar de te verwachten golf aan elektrische voertuigen - ook steeds meer elektrische fietsen en fietsostrades maken hun opwachting - maken energiepositieve woningen meer dan het overwegen waard. De doelstelling van overheidswege moedigt woonprojecten aan die meer energie zullen opwekken dan nodig, die op haar beurt kan ingezet worden voor het transport van de bewoners: de elektrische fiets of wagen. De Vlaamse Confederatie Bouw stelt evenwel vast dat deze energievisie en de verbonden opportuniteiten niet gevaloriseerd worden in het beleidsplan ruimte Vlaanderen (BRV). Sterker nog, het BRV en zijn doelstellingen tegen 2050 gaan louter uit van bestaande technologieën.
Deze beleidskeuze van de Vlaamse overheid op het vlak van mobiliteit heeft nochtans onmiskenbare gevolgen voor het gebouwenpatrimonium in onze regio. Gebouwen zien in de toekomst immers hun rol verschuiven naar energieproductie voor o.a. mobiliteit, waar gebouwen vandaag veeleer zelfvoorzienend worden voor verwarming, koeling en de benutting van elektriciteit binnen hun muren. Energiepositieve gebouwen in functie van mobiliteit kan cruciaal zijn in het streven naar een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk van het gebouwenpark en van zijn bewoners. Goed om te weten is dat het areaal aan mogelijkheden om PV-panelen te plaatsen aanzienlijk hoger ligt in buitengebied dan in stedelijke centra. Uit recente cijfers blijkt dat het platteland vandaag al met kop en schouders boven de steden uitsteekt op het vlak van de opwekking van zonne-energie.
Het areaal aan mogelijkheden om PV-panelen te plaatsen ligt aanzienlijk hoger in buitengebied dan in stedelijke centra.
Daarnaast sluit de genomen beleidslijn aan bij de ambitieuze renovatiedoelstelling tegen 2050 om de energieprestatie van woningen drastisch aan te pakken: 2,65 miljoen te renoveren of te vervangen wooneenheden. Hernieuwbare energietechnieken vormen hierbij een niet te onderschatten troef om het na te streven E-peil te behalen. Hoewel dit beleidsobjectief de Vlamingen voor een ware herculesopdracht stelt, treedt diezelfde overheid anderzijds remmend op door onzekerheid en verwarring teweeg te brengen met haar huidige beleidsopties rond ruimtegebruik in Vlaanderen. Wie zal zwaar investeren in energiezuinige maatregelen indien de ligging van het gebouw al dan niet kan rekenen op appreciatie van de overheid ? Hieromtrent kan verwezen worden naar de onlangs geschrapte boskaart, wat een voorsmaakje biedt van hetgeen te verwachten valt met het beleidsplan ruimte Vlaanderen.
De sense of urgency ligt dan ook in samenvallende doelstellingen zonder tegenstellingen en de nood aan eenduidige communicatie over de beleidsplannen die transparant dienen te zijn over de genomen opties en na te streven doelstellingen.